Het kabinet onderzoekt de mogelijkheden voor een eenmalige onverplichte tegemoetkoming voor een groep ouderen uit de Surinaamse gemeenschap. Het gaat om ouderen van Surinaamse herkomst die voorafgaand aan de onafhankelijkheid van Suriname op 25 november 1975 naar Nederland kwamen. Deze ouderen hebben geen volledige AOW opgebouwd omdat de jaren dat men in Suriname woonde niet meetellen voor de AOW-opbouw. Zij ervaren dat als een groot onrecht, aangezien Suriname toen wel deel uitmaakte van het Koninkrijk der Nederlanden. Hoewel een reparatie van de onvolledige AOW-opbouw niet mogelijk is, wil het kabinet onderzoeken of een gebaar van erkenning wel mogelijk is.